De orgaan delen van de diren werden geofferd en het vlees aten de mensen zelf op. voor arme mensen was dit een kans om ook eens vlees te eten.

Het offerdier werd, begeleid met muziek, naar het altaar gebracht. Het dier was versierd met linten. Voorop liep een man of een vrouw met een mand waarin gerstekorrels zaten. Onder in de mand onder de gerstekorrels lag het offermes, daarmee werd het dier gedood en geofferd. Ook hadden ze een waterkruik en een wierookbrander bij zich. De mensen vormden om het altaar een kring. De handen van de deelnemers werden gewassen met het  water uit de offerkruik. Ook het dier werd besprenkeld met water. Als het dier daarbij met zijn kop schudde dan werd het opgevat als een teken van bereidheid om geofferd te worden. Daarna nam de priester het offermes uit de mand en sneed enkele haren van de kop van het dier af. Die haren gooide hij samen met gerstekorrels in het vuur op het altaar. De priester sneed de keel van het dier door terwijl de aanwezige vrouwen een rituele kreet (ololuge) slaakten.  De kop van het dier wordt omhoog gehouden, zodat het bloed opspoot en over het altaar en in een kom vloeide. Het bloed werd vervolgens over de bovenkant en de zijkanten van het altaar gegoten.